“Met mijn vergrootglas zoek ik beestjes. Onder stenen, op boomschors, in bossen en in beken. Ik ben niet bang voor de stekels van een egel. Ook kevers vang ik met de blote hand. Nu zet ik ze terug in de natuur, maar later bouw ik achter mijn huis een echte dierentuin. Bezoekers moeten wel centjes betalen, en diertjes aaien kost extra geld. Eerst graaf ik een vijver voor de vissen, libellen, kikkers en salamanders. Van mijn verzameling geraamtes en botjes maak ik een prehistorisch museum. Voor de slakken, rupsen, vlinders bouw ik een serre en ik timmer kleine huisjes waar schildpadden, konijnen en vogels kunnen wonen. Een paard wil ik niet, want daar ben ik eens vanaf gevallen. Ik wil ook geen dieren die vlees eten, want die eten de andere dieren op, en naar een lege zoo komt niemand kijken.”