“Later koop ik een hele grote ijskar met frigo’s vol aardbeienijs. Ik rij ermee door het land en mama gaat mee. Zij moet aan het belletje trekken, want dat vind ik saai. Ik doe alleen de leuke dingen, zoals ijs eten. Eigenlijk verkoop ik mijn aardbeienijs liever niet. Behalve als mensen honderdduizend euro betalen. Ze krijgen daar honderd bollen op een hoorntje voor. Als ze dat te duur vinden, verdien ik mijn geld wel als vuilnisman. Ik kan heel goed tegen stank. Mama heeft óók twee jobs. Ze is mama én schooljuf. Wij zijn altijd met ons tweetjes, zoals Samson en Marie. Later leggen we onze centjes samen. We kopen er nog een tractor, een jeep en een grote schuur in de Ardennen mee. In de Ardennen is het altijd koud, daar smelt mijn aardbeienijs niet.”