“Mijn talent is mijn kracht, mijn geluk.”
Toen zijn grootvader stierf, nam hij de boot naar Londen om zich daar in actuele kunst onder te dompelen. Hoewel hij amper 15 jaar was, wilde hij zich loswrikken uit de greep van het modernisme waar zijn voorvaderen gerenommeerde voorlopers van waren.
Dit jaar ging hij met pensioen. Een momentum. Voor hem een zee van tijd. Helaas heeft ‘tijd’ twee gezichten. “Ik heb meer tijd, maar ook minder. Genieten vind ik een idioot woord. Ik wil alleen nog schilderen.” Kunst stelt nooit teleur, de wereld van de kunst soms wel.
HERMAN
“Mijn grootvader, een pionier van de abstracte kunst in België, liet me als kleine jongen toe in zijn schildersatelier. Uren zat ik er. Muisstil. Ik mocht zijn penselen uitwassen en panelen schuren. Af en toe toonde ik wat ik gemaakt had om dan te horen dat het beter kon. Hij was een harde leermeester. Zijn dood voelde aan als een bevrijding. Ik schilderde zijn verf op en ging op zoek naar mijn eigen stijl, mijn identiteit.”
Die vond hij. Op zijn twintigste won hij de Godecharle Prijs, een belangrijke Belgische kunstwedstrijd. Dat opende deuren.
“Ik stelde tentoon in binnen- en buitenland. Belangrijke musea en verzamelaars kochten mijn werk. De wereld lag aan mijn voeten. Maar ik ben geboren met een weerbarstig karakter. Zo voelde ik me niet thuis in de kunstmarkt. Ik schopte tegen schenen van handelaren en museumdirecteurs. Daarmee zette ik mezelf buitenspel. De aandacht voor mijn werk verslapte. Ik trok me terug.”
Herman begreep plots de worsteling van zijn grootvader die door bruggen te verbranden in de vergetelheid was geraakt.
“Ik begon hemel en aarde te verschuiven om zijn werk de plaats te geven die het verdiende. Dat kreeg het toen zijn werk in 2010 deel uitmaakte van een tentoonstelling in het grote Londense museum Tate Modern. De schilder Paul Gauguin zei ooit: ‘Waar komen wij vandaan, wie zijn wij en waar gaan wij naartoe?’ Ik wist dat ik vooruit moest.”
Herman schilderde meer en meer. De kunstwerken stapelden zich op in huis, kamers vol.
“Ik heb mijn eigen verwachtingen bijgestuurd, onderuitgehaald, bekritiseerd en uitgevoerd. Beroemd worden was geen prioriteit, al hoop je natuurlijk dat de omgeving je ziet. Maar door onder de radar te blijven, heb ik altijd geschilderd wat ik wil. Vandaag zijn dat bloemen, morgen gedeformeerde figuren, overmorgen donkere landschappen. Ik huiver van magere concepten of lege verhalen. Ik ontdoe mijn schilderijen van alle anekdotiek. Wanneer mijn werk het narratieve overstijgt, dan zit het voor mij goed. Actueel kan je het dus niet noemen. Misschien stuit ik ook daarom op een muur.”
Hij gaf zijn leven lang les, iets wat hij met passie deed. Toen hij met pensioen ging, werd hij met zijn neus op de feiten gedrukt.
“Het is zoals iemand met reuzenhonger eindelijk tijd heeft om taart te eten, maar op de taartschotel ligt nog één stuk. Toch, wanneer ik terugblik, heb ik nergens spijt van. Alles is verbonden, zowel in mijn persoonlijke leven als in mijn kunst. Een schilderij mislukt meestal opdat er iets nieuws kan ontstaan. Elk wit doek zie ik als een kans om het beter te doen. In de tijd die komt, wil ik alleen maar dromen en schilderen.”
Tijd voor een portret. Herman naar de studio krijgen, is altijd een sleur - en trekwerk, maar vandaag volgt hij gedwee. Ik ken zijn familiegeschiedenis. Zijn ouders en grootouders verloren door omstandigheden meermaals hun bezittingen, van huizen en meubels tot belangrijke kunst. Soms ontwaar ik bij hem de angst. Angst om ook te verliezen. Hij stelt zichzelf gerust. “Ik heb van mijn voorouders geleerd dat ik niet kan verliezen, want ik kan schilderen. Mijn talent is mijn kracht, mijn geluk. Het zal er altijd zijn.”