“Ja, ik sta. Ik besta. Mensen sterven niet met hun geliefden.”

Onopzettelijke brandstichting, oordeelde de twaalfkoppige volksjury. Hij kreeg drie maanden celstraf. Eén maand per leven. Opeens was ze ‘de vrouw die haar man en twee zoontjes verloor in een brand’. Kranten kopten. Mensen praatten. Iedereen vroeg zich af of ze nog kon voelen, staan, ademen.

Dat kon ze niet.

Maar ze is er nog. Vandaag, gisteren, morgen, 16 jaar na de feiten. “Ik ben langer alleen dan ik hen bij mij heb gehad. Nu kan ik terugblikken zonder te stikken van verdriet. Er zijn mooie en minder mooie herinneringen. Ik schrijf en ik schilder. Toen mijn dochter vorige maand haar hennafeest hield, heb ik tot in de ochtend gedanst.”


NERKIZ


“Ik was 3 jaar toen mijn vader hier als gastarbeider aan de slag kon. Onze vakanties brachten we door in Anatolië. Mijn herinneringen zijn gekleurd. Bergen en kale vlakten, huisjes met strooien daken. Ik begreep niet waarom we thee moesten drinken in die hitte en waarom lampen op gas niet lang mochten branden. Maar de mengelmoes van culturen vond ik wondermooi. Ik besefte al snel dat ik moest koesteren en breken. Mijn grenzen verschuiven.”

De eerste grote aanvaring kwam er toen ze uitgehuwelijkt werd aan een man uit haar geboortedorp. Een eeuwenoude traditie binnen haar cultuur. Ze had hem nog nooit gezien. 

“Ik was in alle staten en weigerde pertinent: ‘Ik doe het niet!’ Mijn ouders en ik kwamen tot een akkoord. Ik mocht eerst kennis maken en dan zélf beslissen. Dat hun dochter in opstand kwam, was voor hen een zware slag. Maar wonder boven wonder: toen ik Süleyman ontmoette, was het liefde op het eerste zicht. Hij was zacht, eerlijk, slim. Hij zei: ‘Nerkiz, er zijn geen grenzen, de wereld is van jou.’ En de wereld werd van ons. In het dorp deed ons liefdesverhaal de ronde. Plots durfden andere meisjes ook hun eisen te stellen. Blijkbaar had ik een deur opengeschopt.” 

Süleyman ging mee naar België. Ze trouwden, kregen een dochter en twee zonen, woonden in een prachtig oud herenhuis waarin ze ook een groentezaak uitbaatten. Ze waren gelukkig. Tot die ene nacht.

“We hadden hopen karton voor ophaal buiten gezet onder het houten afdak. Onze gebuur die de slaap niet kon vatten, zag hoe een man een stuk papier in brand stak en het op de stapel gooide. In mum van tijd stond ons huis in lichterlaaie. De stichter werd meteen opgepakt. Hij stond gewoon naar de vlammen te kijken terwijl er voor mijn man en mijn twee zoontjes niets meer te redden viel.”

Haar wereld stopte met draaien. Drie jaar lang kwam Nerkiz niet buiten. Haar dochtertje was de enige reden om in leven te blijven.

“Pas vijf jaar na de feiten kwam de zaak voor het gerecht. Toen het verdickt viel, stuikte alles weer in elkaar. De dader kreeg drie maanden celstraf. De rechter vond dat hij een slechte jeugd had gehad en een nieuw begin verdiende. Nochtans hadden onderzoekende artsen hem toerekeningsvatbaar verklaard. Onbegrijpelijk. Ik wilde in hoger beroep gaan, maar voor Assisen gaat dat volgens de wet niet. Gebroken was ik, en wanhopig. Aan de balie kwam het tot een geschil met de griffier en ik griste mijn dossier mee. Even later stonden er tientallen agenten met een huiszoekingsbevel in mijn living. De pers wachtte buiten. ‘Vrouw pikt adressen om juryleden te vermoorden’ ‘Vijf jaar cel voor weduwe!’ Die krantenkoppen! Opeens was ik de crimineel? Na zes maanden moest ik voor de rechter verschijnen. Ze zei: 'Jullie Turken zijn wraakzuchtig, dus nogal wiedes dat de federale politie je op de hielen zat.’ Er werden mij dingen ten laste gelegd die ik niet verdiende. Diefstal van dossiers werd het uiteindelijk. Ze vonden geen wapens en ik had niemand vermoord. Wel kreeg ik de stempel van 'dievegge’.”

Nerkiz werd strijdvaardig. Ze putte kracht uit haar gevoel van onrechtvaardigheid en richtte de vzw Rechtvaardige Rechtspraak voor Slachtoffers op. Ze organiseerde stille optochten, sprak ministers aan, bracht een boek uit. 

“Ik had niets te verliezen, want ik had alles al verloren. Maar dit jarenlang durende gevecht putte me uit, vooral omdat het niets opleverde. Ondertussen vond mijn moeder dat het stilaan tijd werd voor een nieuwe relatie en nieuwe kinderen. Alsof ik zo de vorige zou kunnen vergeten. Ik stuitte op steeds meer onbegrip bij sommige mensen. ‘Stel dat je kind de dader is, dan wil je hem toch niet achter de tralies?’ Of verbaasde blikken wanneer ik ten tonele verscheen. ‘Sta je nog?’ ‘Ja, ik sta. Ik besta. Mensen sterven niet met hun geliefden. Moet ik soms kruipen?’ Mijn verdriet maakte me harder dan ik wilde.” 

Maar rond haar was ook hulp, begrip, tederheid. 

“Ik besef dat het moeilijk is voor anderen om je voor te stellen wat het betekent om in één klap drie geliefden te verliezen. Toch voelde ik me enorm gesteund door familie en vrienden. Door de brand waren alle tastbare herinneringen letterlijk in rook opgegaan. Vriendjes van mijn zoontjes brachten speelgoed en foto’s terug die ik ooit had uitgedeeld. De school organiseerde benefietacties en waken, de familie betaalde mijn opgelopen schulden in de maanden zonder inkomen en hielp zoeken naar een nieuwe woning. Er was heel veel liefde.”

Nerkiz herwon stilaan haar kracht. En ze vond een oude liefde terug. Poëzie. 

“Tijdens onze verloving woonden Süleyman en ik nog apart. Ik hier, hij in het dorpje in Turkije. We schreven elkaar brieven. Maar omdat Süleyman een veel voorkomende achternaam had, kwam mijn post vaak bij de verkeerde terecht. Heel het dorp las zo mee. ‘Je moet verbloemd schrijven’, zei Süleyman. Zo is mijn schrijven poëzie geworden. Onlangs is mijn eerste poëziebundel uitgegeven. Ik schilder ook en hou tentoonstellingen. Op het hennafeest van mijn dochter heb ik gelachen en gedanst.  Ik wil haar niet smoren in de liefde als mijn enige overlevende kind, ik wil dat ze leeft,  geniet, gelukkig is. Ze weet dat ik er voor haar ben. Haar papa en broertjes zullen altijd bij ons zijn, in heel ons wezen.”

Het is tijd voor een foto. Nerkiz heeft drie outfits bij. Als fotograaf mag ik kiezen en ga resoluut voor de felle rode. ’Ik heb mijn haren twee keer afgeschoren’, vertelt Nerkiz nog. ‘De eerste keer tijdens het pijnlijke proces in 2010, een tweede keer in 2019 tijdens de zoektocht naar mezelf.’ Ze legt een krul op haar schouder en kijkt recht in de lens. ‘Dat ze zo snel gegroeid zijn, is een goed teken.’


 

 

Previous
Previous

“Blijf hopen en dromen, want niets is onmogelijk”

Next
Next

“Ik ben altijd gulzig geweest om alles uit het leven te halen.”